YaraVita SOLATREL
YaraVita SOLATREL
Bij aardappel kan YaraVita SOLATREL zowel de knolaanleg als de knolontwikkeling beïnvloeden. Een behandeling voor de knolaanleg verhoogt het aantal knollen, terwijl een bespuiting tijdens de knolaanleg de opbrengst aanzienlijk verhoogt.
Bij mais wordt het product vooral toegepast in het 4-8 bladstadium. Het is dan bijzonder effectief omdat het gewas, in dit stadium, bij koude weersomstandigheden moeite heeft met het opnemen van fosfaat en zink. Hierdoor komt de wortelontwikkeling dan slechts langzaam op gang.
Een bladbemesting met YaraVita SOLATREL geeft het gewas op dat moment de groeistimulans die het gewas nodig heeft. Het product kan met veel gewasbeschermingsmiddelen gecombineerd worden. Controleer dit op Yara Tankmix.
Asperges: 3 toepassingen van 5 l/ha aangebracht op varens voorafgaand aan veroudering. Wacht 10 tot 14 dagen tussen de toepassingen. Toedienen in 200 liter water/ha.
Bonen: 5 l/ha bij een gewas van 10 tot 15 cm lang. Herhaal indien nodig met tussenpozen van 10 tot 14 dagen. Toedienen in 200 liter water/ha.
Koolsoorten: 5 l/ha aangebracht in het 4 tot 6 bladstadium kort na het verplanten en 10 tot 14 dagen later opnieuw. Toedienen in 200 liter water/ha.
Kool: 5 l/ha aangebracht in het stadium van 4 tot 6 bladeren kort na het verplanten en opnieuw 10 tot 14 dagen later. Toedienen in 200 liter water/ha.
Granen: 3–5 liter/ha tijdens de uitstoeling. Toedienen in 200 liter water/ha.
Gras (begrazing): 5 tot 10 l / ha zodra de groei in het voorjaar begint, maar niet minder dan twee weken vóór beweiding of maaien. Toedienen in 200 liter water/ha.
Sla (van het veld): 5 l / ha. Breng 10 tot 14 dagen na planten of opkomst aan. Indien nodig kunnen één of twee herhaalde toedieningen worden gedaan met tussenpozen van 10 tot 14 dagen. Toedienen in 500 liter water/ha.
Koolzaad: 3 – 5 liter/ha in het 4 – 6 bladstadium en bij het begin van de scheutvorming. Niet toedienen tijdens de bloei. Toedienen in 200 liter water/ha.
Uien: Zodra de bladmassa zich voldoende ontwikkeld heeft: 4 liter/ha of, met tussen pozen van 10 -14 dagen, 1 tot 2 behandelingen van 5 liter/ha gedurende de bolgroei. Toedienen in 200 liter/ha.
Suikerbiet: 5 l / ha aangebracht in het stadium van 4 tot 6 bladeren. Voor matige tot ernstige tekorten, herhaal met intervallen van 10 tot 14 dagen. Toedienen in 200 liter water/ha.
Asperges: 3 toepassingen van 5 l/ha aangebracht op varens voorafgaand aan veroudering. Wacht 10 tot 14 dagen tussen de toepassingen. Toedienen in 200 liter water/ha.
Bonen: 5 l/ha bij een gewas van 10 tot 15 cm lang. Herhaal indien nodig met tussenpozen van 10 tot 14 dagen. Toedienen in 200 liter water/ha.
Koolsoorten: 5 l/ha aangebracht in het 4 tot 6 bladstadium kort na het verplanten en 10 tot 14 dagen later opnieuw. Toedienen in 200 liter water/ha.
Kool: 5 l/ha aangebracht in het stadium van 4 tot 6 bladeren kort na het verplanten en opnieuw 10 tot 14 dagen later. Toedienen in 200 liter water/ha.
Granen: 3–5 liter/ha tijdens de uitstoeling. Toedienen in 200 liter water/ha.
Gras (begrazing): 5 tot 10 l / ha zodra de groei in het voorjaar begint, maar niet minder dan twee weken vóór beweiding of maaien. Toedienen in 200 liter water/ha.
Sla (van het veld): 5 l / ha. Breng 10 tot 14 dagen na planten of opkomst aan. Indien nodig kunnen één of twee herhaalde toedieningen worden gedaan met tussenpozen van 10 tot 14 dagen. Toedienen in 500 liter water/ha.
Koolzaad: 3 – 5 liter/ha in het 4 – 6 bladstadium en bij het begin van de scheutvorming. Niet toedienen tijdens de bloei. Toedienen in 200 liter water/ha.
Uien: Zodra de bladmassa zich voldoende ontwikkeld heeft: 4 liter/ha of, met tussen pozen van 10 -14 dagen, 1 tot 2 behandelingen van 5 liter/ha gedurende de bolgroei. Toedienen in 200 liter/ha.
Suikerbiet: 5 l / ha aangebracht in het stadium van 4 tot 6 bladeren. Voor matige tot ernstige tekorten, herhaal met intervallen van 10 tot 14 dagen. Toedienen in 200 liter water/ha.