Landbouwkundige principes van de tarweproductie

De essentie van graanproductie is het omzetten van zonne-energie in drogestof. Deze wordt dan gebruikt in levensmiddelen, veevoeders of grondstoffen voor energiewinning.

seizoenale zonlichtEr bestaat een lineaire verhouding tussen de hoeveelheid zonlicht en de hoeveelheid drogestof die met tarwe geproduceerd wordt. Voor de huidige tarwerassen geldt een oogstindex van 50-55%. Dat betekent dat 50-55% van de totale drogestof wordt omgezet in korrelopbrengst.

Dit vormt de basis voor de ontwikkeling van onze landbouwkundige principes bij de tarweteelt. Om het zonlicht te kunnen opvangen dient het tarwegewas te beschikken over een voldoende groot oppervlak van gezonde groene bladeren. Zo kan 90 procent van de zonne-energie worden opgevangen. Gedurende de korrelontwikkeling moeten de bladeren groen en gezond blijven. Daarom is het zaak in te zetten op twee doelen: 

1. Ontwikkeling van het bladoppervlak – snelle groei van het bladoppervlak tot de juiste grootte 

2. Bladoppervlak behouden – het bladoppervlak moet tot aan de oogst zijn grootte en gezondheid behouden.

 

Ontwikkeling van het tarwegewas 

De ontwikkeling van het tarwegewas begint met het verspreiden van de juiste hoeveelheid zaaigoed over het land, om de gewenste gewasdichtheid in het voorjaar te bereiken. De zaaidichtheid is gebaseerd op de kiemkracht, de zaaibedomstandigheden, het tijdstip van uitzaaien en verwachte veldverliezen. Als de zaaidichtheid eenmaal is bepaald, moeten de pH-waarde van de bodem en het voedingsstoffengehalte worden gecontroleerd en zo nodig worden aangepast. Wanneer de bodem geen optimale pH-waarde tussen 6 en 6.5 heeft, daalt de beschikbaarheid van sommige voedingsstoffen doordat in de bodem wisselwerkingen optreden. Bij een tekort aan voedingsstoffen moet dit door bemesting verholpen worden. 

Zodra de tarweplant twee tot drie bladeren heeft ontwikkeld, is de plant aangewezen op voedingsstoffen in de bodem, vooral stikstof en fosfaat. Van de sporenelementen zijn mangaan, zink en koper erg belangrijk, maar vaak onvoldoende beschikbaar. De eerste 50 tot 60 dagen van de actieve groei zijn doorslaggevend voor de uiteindelijke opbrengst, omdat de belangrijkste componenten voor een goede oogst zich dan ontwikkelen. Dat zijn bijvoorbeeld het aantal aren en het korrelgewicht. Een vroege ontwikkeling van het gewas wordt vooral beïnvloed door temperatuur en vochtigheid. Wanneer de wintertarwe laat wordt gezaaid, duurt het langer voordat het blad wordt gevormd en gaat de ontwikkeling van het gewas langzamer.

Na de ontwikkeling van het gewas volgt de uitstoelingsfase. In deze fase doorloopt het gewas het vernalisatieproces (onder invloed van daglengte en temperatuur), waarna een nieuwe ontwikkelingsfase bereikt wordt: de generatieve fase. 

Tijdens deze fase van stengelstrekking is de intensiteit van de bladgroei bepalend voor de bladoppervlak-index. Deze verhouding tussen bladoppervlak en bodemoppervlakte is een maat voor het licht-opvangende bladapparaat. Ideaal is dat het oppervlak van de bladeren 6 tot 7 keer zo groot is als de bodemoppervlakte (LAI 6-7). In deze zeer belangrijke fase (groeistadium = GS) 32 tot GS 37 is de opname van voedingsstoffen het grootst. Daarom is dit hèt moment om meststoffen in te zetten (incl. sporenelementen).

Het bemestingsplan moet alle ontbrekende voedingsstoffen aanvullen. Dit gebeurt door de juiste selectie te maken van meststoffen en bladmeststoffen met sporenelementen. Dit zorgt voor een zo hoog mogelijke efficiëntie (% benutting) van de bemesting. Zodra het vlagblad volledig is uitgegroeid (GS 39), is de bladmassa compleet. Een deskundige teeltwijze houdt in dat de bladeren actief blijven als bron van assimilaten tot aan de fase van korrelvulling. Alleen dan kunnen opbrengst en kwaliteit worden gegarandeerd. In deze fase zouden er tussen de 400 en 600 aren per vierkante meter moeten staan.

 

Behoud van de bladmassa

Tal van factoren hebben invloed op de korrelopbrengst (korrelgewicht per m2), zoals het weer, ziekten en voedingsstoffen. Koper en boor zijn erg belangrijk voor de ontwikkeling van aren met circa 50 korrels. Deze korrels kunnen echter alleen goed gevuld worden als de plant ook beschikt over voldoende koolhydraten. Deze zijn tijdens de gewasontwikkeling opgeslagen, nadat ze zijn geproduceerd door de fotosynthese in groene bladeren. 

Chlorophyl DiagramChlorofyl is een belangrijk bestanddeel van groene bladeren (als motor van de fotosynthese) en bevat stikstof en magnesium. Achterblijvende fotosynthese in de eerste 2-3 weken van de korrelvulling vermindert het aantal cellen en daarmee de derde belangrijke opbrengstfactor: het korrelgewicht. En een te laag stikstofgehalte in het vlagblad leidt ertoe dat bloempjes (zaadkorrels) afsterven. De korrelvulling is afhankelijk van de het totale aantal korrels in de aar en assimilaten uit fotosynthese en reserves). 

Als de productie van koolhydraten tekortschiet, bijv. vanwege een late droogteperiode of ziekte, ontwikkelen de korrels zich onvoldoende en kunnen ze er na de afrijping verschrompeld uitzien. Een deel van de korrelvulling vindt plaats door verplaatsing van reserves uit de spruit naar de korrel. Dit proces vraagt energie. Deze energie wordt ter beschikking gesteld door ATP, een fosfaatrijk molecuul.

 

Checklist voor landbouwkundige principes

Tarwe bemestingsadvies
Tarwe bemestingsadvies
Tarwe bemestingsadvies

Yara's bemestingsadviezen kunnen je helpen de maximale opbrengst te behalen. Bekijk onze aanbeveling voor tarwe.

Wintertarwe bemestingsadvies